GERT SLINGS<B>EZRA</B>  


 





EZRA 1-7







Muren van Jeruzalem herbouwd







  Gert Slings - <B>BIJBELSTUDIES VOOR JONGEREN EN OUDEREN</B>




BIJBELSTUDIES VOOR JONGEREN EN OUDEREN


INLEIDING


Heel wat jaren ben ik medewerker geweest aan Rechte Sporen, een maandblad voor het verenigingswerk onder gereformeerde jongeren.
Hierin heb ik ondermeer bijbelstudies (in schetsvorm) geschreven. Ze gaan over verhalende, historische stof.

Ieder kan daar naar eigen inzicht gebruik van maken. Ze zijn niet alleen voor jongeren geschikt. Ik weet dat ook ouderen er met vreugde mee hebben gewerkt. Ze zijn bijvoorbeeld op vrouwenverenigingen gebruikt.

Mijn uitgangspunt is dat de mensheid (dus ook u en ik) opgenomen is in de grote geschiedenis van paradijs tot wederkomst met als centrum de Here Jezus Christus. Heel die geschiedenis wordt bepaald door Gods plan om door Christus verlossing of heil te brengen. Daarom wordt die geschiedenis ook wel heilsgeschiedenis genoemd. In elk bijbelgedeelte probeer ik na te gaan, welke betekenis dat heeft in Gods heilsgeschiedenis.

Ik heb het schrijven van deze bijbelstudies voor jongeren als een groot voorrecht beschouwd.
Wat is er mooier dan het Woord uit te leggen voor meer dan 10.000 jongelui, alleen al in Nederland.
Voor Canada, Australië en Nieuw-Zeeland werden de bijbelstudies in het Engels vertaald. Ze verschenen in het blad My Live.

Veel leesvreugde.



Gert Slings





GEBRUIKSAANWIJZING

De meest eenvoudige vorm is de volgende:

. U leest eerst het Schriftgedeelte in z'n geheel rustig door. Laat het goed op u inwerken.
Wellicht is er bij u een vraag opgekomen. Of hebt u al een mening gevormd of het gedeelte.

. Vervolgens leest u per pericoop de bijbelstudie door. Er zal veel instaan, wat u al wist. Maar misschien bevat ze ook informatie waarvan u nog niet op de hoogte was. Als u dat belangrijke informatie vindt, probeer dat dan op te slaan en vast te houden.

. Het is goed mogelijk dat u tot een heel andere uitleg komt. Dat is niet slecht, want dan hebt u al een mening gevormd. Dat kan niet iedereen zeggen. Binnen exegese van een gedeelte is soms ruimte voor een verschillende uitleg. Dat noemt men de vrijheid van de exegese.

. Uw bijbeltje moet u bij de hand houden om de stukjes nog eens te lezen. Maar ook om de verwijzijgen naar andere gedeelten op te zoeken. Vaak hebben die te maken met de grote lijnen in de Schrift.

. Ik wil u in overweging geven de bijbelstudie te beginnen met een kort gebed, waarin u vraagt om de leiding van de Heilige Geest. En te besluiten met een kort dankgebed, waarin u aan de Here vertelt, wat u zo mooi vindt in dit gedeelte of waar u het zo moeilijk mee hebt.







EZRA 1-7


De HERE gebruikt Kores voor de voortgang van zijn dienst Ezra 1 en 2


Inleiding

Heb je wel eens een partijtje schaak gespeeld? Jij bepaalt dan, waar je je stukken neerzet. Alles gaat uiteindelijk om de koning. De andere stukken staan in zijn dienst.

Geloof je dat alle groten der aarde speelstukken zijn in de hand van God? De presidenten van de Verenigde Staten en Rusland, de leiders van de supermachten: instrumenten in Gods hand. Houd je daar wel voldoende rekening mee, als je de krant leest?

Geloof je ook, dat alles in jouw leven door God wordt geleid? En dat zijn onwankelbare beloften ook voor jou gelden, al schudt jouw leven op zijn grondvesten?


Wie is de schrijver van het boek Ezra?

Uit het feit dat over Ezra nogal eens in de 3de persoon gesproken wordt valt af te leiden, dat het boek niet door Ezra zelf is geschreven. Hij is wel de hoofdpersoon van het boek, zeker van het 2de deel, maar hij is niet de auteur ervan. Vrij algemeen gaat men ervan uit dat de schrijver van het boek Ezra dezelfde is als van Nehemia. Die twee boeken zouden ook aanvankelijk een tweedelig werk gevormd hebben. Ondertussen wordt vanaf 7:27 over Ezra ook in de eerste persoon gesproken. Er wordt geciteerd uit het dagboek of de memoires van Ezra. De auteur heeft dus de eigen geschriften van Ezra geraadpleegd en geciteerd. Bij het lezen van het boek Ezra stuit men op meer bronnen waaruit de schrijver geput heeft. De hoofdstukken 4-6 bevatten een aantal documenten uit de koninklijke archieven. We worden met historische feiten geconfronteerd, die met notariële precisie zijn geboekstaafd. Het was in de officiële rijksarchieven terug te vinden.


Een klein stukje voorgeschiedenis

In 722 voor Chr. is het tienstammenrijk door de Assyriërs in ballingschap gevoerd. Rond 600 voor Chr. is de beurt aan Juda. In drie etappes wordt Juda weggevoerd. De laatste etappe is 586, wanneer Jeruzalem wordt ingenomen en de tempel verwoest.

Hoe de profeet Jeremia het volk ook gewaarschuwd heeft voor het oordeel van God, men heeft niet willen luisteren. Lees als voorbeeld eens Jeremia 13:15-27.

En in 586 is het dan definitief afgelopen. De HERE voltrekt de wraak van het verbond, waarover Hij al door Mozes zoveel eeuwen tevoren had gesproken (Zie bijv. Deut.28:58-64). Juda werd uit het beloofde land verdreven en moest in den vreemde leven als door God verstoten. De kerk was van de aarde weggevaagd en verstrooid onder alle volken.

Het was een strijd op leven en dood voor al die verstrooide kinderen van God. Zie vs.4: ieder die overgebleven is. Dat was de keiharde realiteit toen Kores aan het bewind kwam in Babel. De kerk was als tot niets gekomen. En de wereld had ingrijpende omwentelingen te verstouwen gekregen.


Wie is koning Kores?

Kores is de Hebreeuwse weergave van Cyrus. Hij was in 559 voor Chr. koning geworden van een rijkje aan de Tigris. Babel was toen wereldmacht nummer 1. In een paar jaar had Babel een eind gemaakt aan de Assyrische opperheerschappij in de wereld en werd aan Egypte een vernietigende nederlaag toegebracht.

Babel had de wereldheerschappij op dat moment stevig in handen. In 586 nam Babel Jeruzalem in. De tempel was verwoest.

Voor koning Cyrus was in die tijd tot nu toe maar een kleine rol weggelegd. Opeens komt er in dat kleine rijkje beweging. In 550 voor Chr. weet Kores de koning van Medië te verslaan, aan wie hij ondergeschikt was. Daarmee breidt hij zijn gebied enorm uit. Hij laat zich nu koning van Perzië noemen. Na nog verscheidene andere koningen overwonnen te hebben, maakt hij in 546 een eind aan het rijk van de schatrijke koning van Libië, Croesus.

Kores gaat ook de strijd aan met Babel. In 539 komt het tot een gewapend treffen aan de Tigris. Kores komt als overwinnaar uit de strijd. Belsazar moet Babel overgeven en wordt gedood. Cyrus doet zijn intrede in Babel en wordt als koning van Babel gehuldigd. In 20 jaar tijd heeft Kores het hele oosten aan zich onderworpen. De HERE maakt hem voorspoedig op al zijn tochten.

De HERE gaat Kores gebruiken als zijn instrument (vs.1)

Ezra 1:1 gaat dus over 538 voor Chr., wanneer Kores koning van Babel is geworden. Maar hij was toen al 10 jaar koning van Perzië. Hoe kan dat? Hier wordt gerekend vanuit het standpunt van Israël. Tot 538 had het gezucht onder het juk van Babel. Nu had Cyrus de macht overgenomen. Vandaar het eerste jaar.

Welke les kunnen we hieruit trekken? De schijnwerpers worden gericht op het wereldcentrum van die dagen: Babel, Kores. Maar heel die wereldgeschiedenis blijkt te staan in het raam van de kerkgeschiedenis. Want er wordt gerekend naar de klok van Israël. Naar de klok van Gods volk.

De HERE had door Jeremia beloofd dat het Babylonische rijk na 70 jaren wereldheerschappij ten onder zou gaan. "Dan zal ik naar u, Israël, omzien en u naar het beloofde land terugbrengen en u een hoopvolle toekomst geven" (zie Jeremia 29:10-14).

Die belofte gaat de HERE nu vervullen. Hij port Kores op om aan Israël toestemming te verlenen terug te keren naar Juda en Jeruzalem. Machtig is dat. Ondanks alle veranderingen op wereldniveau, ondanks het bijna geheel weggevaagd zijn van de kerk, bleef Gods belofte van kracht. Alles in die dagen bleek wankel, alles werd ondersteboven gekeerd, maar Gods belofte aan Jeremia bleef onwankelbaar.


Was Kores een gelovige? (vs.2 en 3)

Geloofde Kores in God? Hier spreekt geen gelovige, maar een politicus. Wat hij hier over de HERE zegt, heeft hij ook gezegd over de Babylonische god Bel. Hij heeft heel wat volken naar hun landen laten terugkeren en heel wat tempels voor hun goden laten herbouwen. Niet alleen Kores, maar ook zijn opvolgers hebben die politiek gevolgd.

Assur en Babel hadden hun rijken in stand gehouden door slachtpartijen en wegvoeringen, de Perzen kozen voor een andere tactiek. Zij probeerden hun onderdanen voor zich te winnen door hen weer in hun eigen land te laten wonen en naar hun eigen gebruiken te laten leven. En de goden van die onderworpen volken trachtte men gunstig te stemmen door aan de dienst van die goden allerlei mogelijkheden te geven. Dus het ging hen erom hun onderdanen te vriend te houden.

Tegen die achtergrond moet de oproep of het edict van Kores gelezen worden. Dat is dus geen geloofsbelijdenis, maar een politieke handigheid.


Waarom staat het edict van Kores in de Bijbel?

Dit edict is in de bijbel opgenomen om te laten zien hoe machtig onze God is. Dat Hij zelfs een Cyrus die van Hem in feite helemaal niets weten wil, toch gebruikt om zijn belofte te vervullen. Want dat is het wat hier gebeurt. Hier blijkt de wereldgeschiedenis gebruikt te worden in dienst van de kerkgeschiedenis. De datering in vs.1 wees al in die richting. De machtigste man ter wereld werd gedateerd naar Israëls klok.

Maar nu gaat het helemaal duidelijk worden. Want waarom hadden er van die kolossale omwentelingen plaats gevonden in de internationale machtsverhoudingen? Het was allemaal omdat de HERE een man op de wereldtroon wilde hebben die zijn volk weer terug zou doen keren naar Jeruzalem. En die de tempel in Jeruzalem weer zou laten herbouwen. Dat was de verklaring voor al die ingrijpende ontwikkelingen van die afgelopen jaren op het toneel van de wereldpolitiek.

Hij wilde zijn belofte aan Jeremia gaan vervullen. Hij was het die aan Kores alle koninkrijken der aarde gaf. En Hij deed dat alles opdat Kores zijn volk zal laten gaan en opdat zijn huis in Jeruzalem herbouwd zou worden.

Het is zoals God in Jes.45:1-8 van Kores zegt:
"Ter wille van mijn knecht Jakob en van Israël, mijn uitverkorene, riep ik u bij uw naam en gaf ik u een erenaam, hoewel gij Mij niet kendet. Ik gordde u, hoewel gij Mij niet kendet, opdat men het wete waar de zon opgaat en waar zij ondergaat, dat er buiten Mij niemand is. Ik ben de HERE en er is geen ander, die het licht formeer en de duisternis schep, die het heil bewerk en het onheil schep; Ik, de HERE, doe dit alles."
Machtige regels, hè!

Kores zegt in zijn edict dat de HERE hem heeft opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem. De HERE heeft hem daartoe aangezet. De machtigste vorst der aarde blijkt een goed instrument in Gods hand. Hij werd door de HERE gebruikt met het oog op de voortgang van Gods dienst. Dat is het heerlijk evangelie van dit gedeelte.


De HERE eist zijn schatten voor Zich op (vs.4)

De terugkerende Joden moesten door hun stadgenoten geholpen worden, volgens de bepaling van Kores, met zilver, goud, have, vee en kostbaarheden. Niet alleen volksgenoten, maar plaatsgenoten. Ook niet-Joden dus. Die allen moeten helpen bij de herbouw van Gods huis. De HERE eist ook van die heidenen schatten op voor de herbouw van zijn huis.

Zoals Israël indertijd uit het diensthuis van Egypte was vertrokken, beladen met geschenken van de Egyptenaren, zo ging het nu weer. Indertijd was dat gebeurd op bevel van een tegenstribbelende Farao, hier gebeurt het op bevel van een gewillige Perzische koning. Maar het volk gaat, beladen met schatten voor het huis van de HERE in Jeruzalem.

In die terugkeer van de Joodse ballingen uit Babel blinkt Gods majesteit en heerlijkheid. Hier blijkt waar te zijn, wat de HERE bij monde van de profeet Haggai zegt:"Van Mij is het zilver en van Mij is het goud".(2:9) En Ik eis soeverein op wat Ik nodig heb voor de voortgang van mijn werk en mijn dienst.

De HERE eist al die schatten uit Babel op voor Zichzelf. Het zijn ten diepste niet de Joden die met die geschenken vereerd worden, het is de HERE die ermee gediend wordt.


De HERE zorgt voor enthousiasme onder de ballingen (vs.5-11)

Natuurlijk kan zo'n tocht niet in een handomdraai plaats vinden. Langdurige voorbereidingen zijn nodig geweest. En - let daarop - de HERE wekt in de geest van de mensen enthousiasme om mee te gaan. Hij opent het hart van velen om met verlangen te denken aan het land der vaderen. Zij zijn ermee bezig in het geloof.

Kores geeft de schatten mee, die eenmaal uit de tempel zijn geroofd. Al die gewijde voorwerpen geeft hij in handen van de leider van deze uittocht, Sesbazzar. Dat is de Babylonische naam zijn van Zerubbabel, een prins uit het huis van David, een kleinzoon van Jojachin.


Wie gaan er mee terug naar Jeruzalem? (Ezra 2)

In hoofdstuk 2 lezen we wie er allemaal meegaan. Het zijn in hoofdzaak mensen uit de stammen Juda en Benjamin. In hoofdzaak, want de mensen die in 2:2 genoemd worden zijn uit andere stammen. En als ze later gaan offeren, worden er offers gebracht voor al de twaalf stammen. Zie 6:17.

De leiders vertegenwoordigden dus het hele volk, de hele kerk van die dagen. Het waren 42.360 mensen. Nu behoeven jullie dat 2de hoofdstuk niet uit te pluizen. Maar het is wel goed te weten dat er niet veel edelen bij waren. Je zou kunnen zeggen dat het eenvoudige mensen waren.

Dan valt ons nog een ding op, nl. dat er zo weinig Levieten mee teruggaan. Van de priesters zijn er veel meer. De Levieten hadden een goed bestaan in Babel. Ze waren liever geen dorpelwachters in het huis van hun God. Maar waar het hun goed ging, daar was hun vaderland.

Het is dus maar een deel van de ballingen, dat terugkeert. Maar in deze groep gehoorzame en gelovige mensen is het hele volk begrepen. Zo gaat God een nieuwe begin maken. En dat doet Hij door deze emigratie. Zo baant Hij de weg naar Christus. Dat is ook de weg naar ons heil, onze verlossing.


Aantekeningen bij Ezra 1 en 2

a. God is trouw aan zijn beloften. Zijn beloften zijn onwankelbaar en betrouwbaar. De HERE heeft zijn Zoon in deze wereld gezonden als vervulling van zijn beloften in het paradijs. En heel de geschiedenis van het oude testament, die geschiedenis van zonde en afval, van oorlogen en catastrofes, dat alles heeft die beloften nooit ongedaan kunnen maken. Christus is gekomen als vervulling van de beloften aan de vaderen gedaan. En Christus heeft door zijn bloed de grondslag gelegd voor de volkomen vervulling van al Gods beloften in het nieuwe Jeruzalem. In Christus zijn al Gods beloften ook nu vast en zeker. Christus zal met zijn kerk zijn al de dagen tot aan de voleinding der wereld. En Hij zal haar brengen in het nieuwe Jeruzalem als de gemeente van de uitverkorenen.

b. Hoe heeft de HERE dat bewezen in de geschiedenis van zijn kerk! Telkens als de kerk zuchtte onder het juk van goddeloze leringen en daaronder dreigde te verstikken dan bracht de HERE uitkomst naar zijn belofte. Hij voerde in de 16de eeuw zijn kerk onder het roomse juk vandaan. Hij verloste hen uit de Babylonische ballingschap van de kerk in de 16de eeuw, zoals Luther het noemde. En God hergaf zijn volk de vrijheid ook in de negentiende eeuw in Afscheiding en Doleantie toen het modernisme de kerken tiranniseerde en er geen ruimte meer bleek voor het daadwerkelijk leven naar Gods Woord.

c. En in de twintigste eeuw gaf de HERE de Vrijmaking, waarin Hij het juk van een bovenschriftuurlijke binding aan synodebesluiten verbrak. En in de Vrijmaking heeft de HERE zelfs laten zien hoe Hij zijn kerk in vrijheid voert, ook al staat de wereld in brand. De HERE komt zijn beloften na, hoe het er ook voor staat. Zo zal de HERE blijven zorgen ook in de toekomst. De schepter der goddeloosheid zal niet blijven rusten op het erfdeel der heiligen (Ps.125).

d. De HERE regisseert het wereldgebeuren zo, dat het zijn werk en zijn dienst ten goede komt. Hij maakt de wereldgeschiedenis dienstbaar aan de kerkgeschiedenis. Hij effent voor Cyrus de weg naar de wereldtroon, opdat die de tempel van God weer laat herstellen en opdat Gods volk hem weer zou dienen ter plaatse waar Hij gediend wil wezen. En dit is niet de enige keer dat de wereldgeschiedenis dienstbaar werd gemaakt aan de kerkgeschiedenis. Zo is het voortdurend geweest. Heel de geschiedenis door.

e. Zo wordt ruim 500 jaar na Kores aan het begin van onze jaartelling de Romeinse keizer Augustus gebruikt om de Christus in Betlehem geboren te doen worden. En in de zestiende eeuw van de grote hervorming zijn het de uit het oosten oprukkende Turken die de Duitse keizer Karel V zoveel werk en overlast bezorgen, dat die roomse keizer niet ook nog eens in eigen land Luther kan bestrijden. Zo kan dank zij het politieke gevaar van de oprukkende Turken de hervorming in Duitsland zich tamelijk ongestoord uitbreiden.

f. Het Lam dat in de troon staat, regeert heel de wereldgeschiedenis. En Hij gebruikt zelfs Turken zijn volk ten goede. Hij bewijst Zich, in zijn regering van alle dingen, het Hoofd van zijn christelijke kerk. We kunnen het nog iets scherper zeggen. Vaak zegt men: de kerk staat centraal in de wereldgeschiedenis. Alles draait om de kerk. Heel de wereldpolitiek wordt door de HERE gebruikt ten behoeve van zijn volk. Als het zo gezegd wordt is het niet onjuist. Zo zegt Jesaja 45 het. Ter wille van mijn knecht Jakob en ter wille van Israël mijn uitverkorene.

g. Maar Ezra 1 leert het ons nog net iets scherper. Want we moeten de kerk niet verabsoluteren. De wereldgeschiedenis draait niet om Israël op zich. Om de kerk op zich. De wereld draait om de HERE en om zijn dienst. De HERE zoekt in heel de wereldgeschiedenis de voortgang van zijn werk en van zijn dienst. En natuurlijk houdt dat in, dat de kerk van de HERE ook centraal staat. Maar dan nooit als een zelfstandige grootheid die heerlijkheid in zichzelf zou hebben. Maar de kerk staat altijd centraal in haar verbondenheid met de HERE. Juist als kerk van de HERE. Om Hem gaat het bovenal.

h. De HERE, de God van de hemel, zegt Kores, heeft mij opgedragen HEM een huis te bouwen in Jeruzalem. (vs.2) En alle Israëlieten uit het twee- of uit het tienstammenrijk mogen optrekken naar Jeruzalem en daar bouwen het huis van de HERE, de God van Israël, die in Jeruzalem woont.(vs.3) Let op de nadruk die op God valt. Het edict van Kores geeft maar niet de ballingen verlof om terug te keren. Het geeft opdracht om de tempel in Jeruzalem te herbouwen voor God. Het gaat in dit hoofdstuk niet om vrijheid voor Israël, maar om de voortgang van de dienst van God. Op weg naar de komst van Christus.




Gods volk viert de hervatting van de tempelbouw Ezra 3


Israël herbouwt het brandofferaltaar (vs.1 en 2)

Israël is teruggekeerd uit Babel. Vooral veel families uit Juda en Benjamin. Ze maakten gebruik van de mogelijkheid, die Kores bood om terug te keren naar Jeruzalem om de tempel te herbouwen. Bij hen voegen zich ook families uit de priesters en de Levieten.
Het aantal uit het tienstammenrijk is heel beperkt gebleven. Wat uiteindelijk terugkeerde was een rest, zoals Jesaja al profeteerde. Maar die rest, dat overblijfsel wordt in Ezra en Nehemia steeds genoemd: geheel Israël, heel het volk.

Al gauw na aankomst breekt de zevende maand aan, een belangrijke maand voor Israël. Een feestmaand. De maand begon op de eerste dag met een Nieuwemaansfeest, op de 10de was het Grote Verzoendag, terwijl van de 15de tot de 22ste het Loofhuttenfeest werd gevierd. Dat laatste was een belangrijk feest van het volk van God.

Als deze zevende maand aanbreekt, verzamelt het volk zich als één man in Jeruzalem. Maar daar is helemaal niets! Geen tempel, zelfs geen altaar! Ze besluiten een brandofferaltaar op te richten. Hoe zal er toekomst voor hen zijn, als er geen verzoening over hun zonden gedaan wordt? Het komt op precies dezelfde plaats als het altaar in de tempel van Salomo.

Terugkeer naar Gods Woord (vs.2,4,8,9)

Waarop moet je nu goed letten? Allereerst dat de ballingen zich zo heel nauwkeurig houden aan Gods voorschriften, zoals die in dit geval door David, Israëls grote koning, zijn uitgevaardigd. Die nauwgezetheid met betrekking tot Gods verordeningen valt in heel Ezra 3 te constateren. Zie vs.2,4,8 en 9.

De teruggekeerde ballingen blijken ook teruggekeerd te zijn tot Gods Woord en tot het nauwgezet onderhouden daarvan. Hun vaderen waren in ballingschap gevoerd, omdat ze Gods wet hadden verworpen, en omdat ze niet hadden willen luisteren naar de profeten die God hun had gezonden. Maar deze verloste ballingen tonen hun dankbaarheid jegens God in een nauwgezet leven naar zijn Woord.


De offerdienst hersteld (vs.3-5)

De teruggekeerden worden bepaald niet met open armen ontvangen. De mensen die na de wegvoering van het tienstammenrijk en van Juda in Kanaän zijn blijven wonen en de mensen die daar waren komen wonen, bv de Samaritanen, behandelen hen vijandig. Die zien in die teruggekeerde ballingen indringers die hun steden en akkers in bezit kwamen nemen. Er was vrees voor de bewoners die openlijk vijandig stonden tegenover de ballingen.

Maar de teruggekeerde Judeërs benadrukten daartegenover dat zij de oorspronkelijke bewoners van het land waren. En om dat te onderstrepen richtten ze het altaar op precies op de plaats van het oude altaar. Tegenover de Samaritanen gaven zij te kennen het ware Israël te zijn, dat de oude lijn doortrok en dat dus de oudste rechten had.

Het is ook opvallend, hoe de teruggekeerde ballingen aansluiten bij de kerkgeschiedenis van voor de ballingschap. Ze keren niet alleen terug tot het Woord van God, maar ze sluiten zich ook aan bij het spoor dat dit Woord door de geschiedenis trekt. Dat blijkt, als ze het brandofferaltaar herbouwen op exact dezelfde plaats als het oude.

De teruggekeerden zoeken bescherming bij de HERE. Door het bloed van het offerdier op het brandofferaltaar dat wijst naar Christus. Voor de ogen van de vijandige volken vieren ze het Loofhuttenfeest. Voor het aangezicht van de HERE, onbekommerd. Want God zag dat bloed. En dan was het goed. Dan konden ze hun feesten vieren.


Voorbereidingen voor de tempelbouw (vs.6-9)

De teruggekeerde rest laat het niet bij het brandofferaltaar. Al spoedig worden maatregelen genomen om de hele tempel te herbouwen. Er worden steenhouwers en timmerlieden aangeworven voor geld. Uit Tyrus en Sidon wordt hout betrokken. Steen was namelijk volop te vinden in de omgeving van Jeruzalem, maar voor hout was men aangewezen op de ceders van de Libanon.

Ruim een half jaar na de ingebruikneming van het brandofferaltaar is het zover, dat het werk onder leiding van Zerubbabel (uit het huis van David) en Jozua (de hogepriester) kan beginnen. De Levieten wordt opgedragen toezicht te houden op de bouw. Er mag niet gewerkt en gebouwd worden in strijd met de voorschriften van Gods wet, waarvan de Levieten grote kennis hadden.

Ook nu valt op, hoe het volk aansluiting zoekt bij de geschiedenis. Zoals David een altaar bouwde op de dorsvloer van Arauna, jaren voordat Salomo daar de tempel zou bouwen, zo bouwden de teruggekeerde ballingen eerst een brandofferaltaar alvorens de tempel te gaan herbouwen.

Zoals in de dagen van Salomo het hout van de Libanon kwam, zo ging het ook hier. Ook de vergoedingen zijn hetzelfde. Zoals Salomo indertijd, begonnen ook de teruggekeerde ballingen hun werk aan de tempel in de tweede maand van het jaar.

Het toezicht van de Levieten was ook al niet nieuw. Ook koning Josia had bij herstelwerkzaamheden aan Gods huis een dergelijke opdracht gegeven aan de Levieten (2 Kron.34). Zo blijkt het volk zich aan te sluiten bij de geschiedenis. Ook bij de inwijding van de tempel van Salomo ging het vrijwel net zo toe als hier. Zie 2 Kron.5.


Het feest bij het leggen van het fundament (vs.10 en 11)

Dan breekt het grote moment aan. De herbouw van de tempel wordt daadwerkelijk ter hand genomen. Het fundament wordt gelegd. Het wordt een groot feest. De priesters stellen zich op, gekleed in ambtsgewaad en met trompetten. Door die trompetten trok het volk de aandacht van de HERE, wendde het zich tot de HERE en riep het Hem aan om tot hen neer te dalen en om onder hen te verkeren met de volheid van zijn heil. Zie Numeri 10.

Ook de levitische zangers stelden zich op om de HERE te loven naar de instructie van David, de koning van Israël. Zie 1 Kron.16. Ze stelden zich op in twee groepen die beurtzangen zongen van lof en prijs aan de HERE. Ze prezen Hem, omdat Hij goed is en zijn goedertierenheid tot in eeuwigheid.

De stem van de vreugde is de stem van de dankbaarheid aan God. Israël belijdt dat het niet zichzelf door de donkere nacht van de ballingschap heeft heengeslagen. Maar dat het de HERE is die hen daar doorheen heeft gedragen.

Dat zij nu op de tempelberg staan en het fundament leggen voor de tempel, dat komt niet door hun volharding, hun doorzettingsvermogen, maar dat komt door de goedheid en goedertierenheid van de HERE. Hem loven ze. Hem zingen ze hun beurtzangen van lof en prijs.

De teruggekeerde ballingen hebben zich maar niet overgegeven aan een uitgelaten vreugde, maar ze hebben gekozen voor een heel speciale vorm. Ze hebben feestgevierd in kerkelijke stijl zoals in de kerk voor de ballingschap.

En dat is de stijl van een door God verlost volk. Het keert weer tot de gehoorzaamheid aan Gods Woord. Men neemt de verordeningen van Mozes en David nauwgezet in acht. En men haalt zijn neus niet op voor de geschiedenis van de kerk. Maar men sluit aan bij Israëls gouden eeuw van Salomo. Men geeft aan zijn festiviteiten een kerkelijke vorm.


De HERE is goed en goedertieren (vs.11)

De HERE is goed. Daar wordt hetzelfde woord gebruikt als in Gen.1. Het was goed wat Hij geschapen had. De schepping kon aan haar bestemming voldoen. Ook de mens was goed: berekend voor zijn taak. Meer nog dan de schepping, want de Schepper is altijd anders en meer nog dan de schepping, is God Zelf goed. Hij is machtig om te doen wat Hem behaagt. Hij vervult al zijn welbehagen. Zo heeft Hij Zich doen kennen aan de teruggekeerde ballingen. Zo belijden ze Hem dan ook. Hij is goed, want Hij zal voor zijn volk zorgen.

Ze prijzen Hem om zijn goedertierenheid. Dat woord ziet op Gods verbondstrouw. De teruggekeerde ballingen belijden de HERE als de God van het verbond die eeuwig trouw is aan zijn beloften en die dat getoond heeft in hun terugkeer uit de ballingschap. Het zijn de goedheid en goedertierenheid van God die Israël door de ballingschap geholpen hebben. Daardoor leeft Israël nu in vrijheid.

De teruggekeerde ballingen loven God niet alleen om wat Hij geschonken heeft, maar ook om wat Hij schenken gaat. De HERE IS goed. En Hij zal goedertieren zijn tot in eeuwigheid. Dat ziet vooruit. Het fundament van het huis des HEREN is gelegd. (vs.11)

Dat gebeuren bergt een rijke belofte in zich voor de toekomst. Het gaat toch om het fundament van Gods huis. Dat wil zeggen: hier wil de HERE komen wonen temidden van zijn volk. En dat is de rijkdom die Israël in gejuich doet uitbarsten. De HERE zal in dit huis komen wonen onder zijn volk. En daarom zijn ze blij. Omdat ze dat weten, organiseren ze nu, bij het leggen van het fundament al, een feest, dat Salomo pas organiseerde bij de inwijding van de tempel, toen de heerlijkheid van de HERE de tempel vervulde.


Het gejuich van het volk overstemt het geween van de ouderen (vs.12,13)

De teruggekeerde ballingen wisten heel best dat het leggen van de tempelfundamenten op die trieste tempelberg maar een heel simpel gebeuren is, een begin nog maar. Maar zij zien in het geloof. Zij weten dat wat vandaag gebeurt, een bouwen is aan het huis van God, waar Hij wil komen wonen onder zijn volk.

En dat doet hen uitbreken in gejuich. Dat God Zich een huis laat bouwen onder hen. Die vreugde is geen overdreven vreugde. Voor de hen omringende wereld lijkt dat wel zo. Die ziet nu eenmaal niet meer dan wat voor ogen is. Maar de vreugde van Israël op de tempelberg is de vreugde van het geloof. Men weet Zich ingeschakeld bij de bouw van het huis van de levende God.

De vreugde van de teruggekeerde ballingen overstemt de klacht van de ouderen. De leden van de oudere generatie hebben indertijd nog de tempel van Salomo gekend. Zo'n 50 jaar geleden had die tempel nog gestaan, waar nu het fundament voor een nieuwe werd gelegd. Als ze zich realiseren hoe armetierig de nieuwe tempel zal zijn, vergeleken bij de heerlijkheid van de tempel van Salomo, dan wenen ze luid. Maar hun geween en geklaag wordt overstemd door het gejuich van het volk (vs.13). Wie niet pal naast die ouderen stond, die hoorde hen niet eens.


God is op weg naar het nieuwe verbond

Waarom is dit voor de kerk van alle eeuwen bewaard gebleven, zo kun je je afvragen? Om ons een indruk te geven van de stemming van het volk en om te laten zien hoe de grondlegging van de tempel heel verschillend beleefd werd? Of gaat het erom te laten zien, dat ook vroeger de ouderen vooral terugkeken naar die goeie oude tijd, terwijl de jeugd zich richt op de toekomst?

Dat bedoelen vs.12 en 13 niet. Want zo heel verschillend beleefden oud en jong het ook niet. Het geween van de ouderen was niet zonder vreugde. Vs.11 zei toch, dat heel het volk juichte. De vreugde bij de ouderen was gemengd. Maar de boodschap van de Schrift gaat nooit op in het beschrijven van karakters. De Bijbel beschrijft de geschiedenis van Gods heil en de voortgang van zijn werk.

Vs.12 en 13 bevatten iets heel belangrijks. Immers in het klagen van de oudere generatie wordt duidelijk dat de HERE nu een huis voor Zich laat bouwen met veel minder uiterlijke pracht dan onder Salomo. Maar door die constatering moet het volk zich de vreugde niet laten vergallen of ontnemen, maar mag het die vreugde alleen maar verdiept weten.

Want hieruit mag het volk opmaken, dat de HERE op weg is naar Hem die meer is dan de tempel, naar Jezus Christus die heel de tempeldienst vervullen zal. Hier blijkt de HERE al op weg naar de dagen van het nieuwe verbond, de dagen waarop de tempel van Jeruzalem zijn dagen gehad zal hebben. Namelijk waarin de HERE Zich een levend huis zal bouwen: de gemeente van Christus, waartoe ook jij mag behoren. Daarheen is de HERE op weg!


Op weg naar het Nieuwe Jeruzalem

Die geringe uiterlijke pracht is geen stap achteruit, maar een geweldige stap vooruit. Haggai zegt over 20 jaar: de werkelijke heerlijkheid van dit huis is groter dan die van de tempel van Salomo. Want de HERE is op weg om deze tempel te gaan vervangen door iets wat nog veel heerlijkers is: Jezus Christus die meer is dan de tempel.

Hij is op weg naar de tempel van de nieuwe bedeling: de gemeente van Christus. En in die tempel mogen wij wonen en leven in de nabijheid van de levende God. Hij is nabij. Hij woont onder zijn volk. Maar zelfs deze tempel is het einde nog niet.

Het wordt nog heerlijker. Want van het Nieuwe Jeruzalem lezen we in Openb.21: een tempel zag ik in haar niet. Want de HERE God, de almachtige is haar tempel en het Lam.


Aantekeningen bij Ezra 3

a. Was dat feestgedruis niet wat overdreven? Een paar duizend teruggekeerde ballingen hebben zich gevestigd in een streek die hen allesbehalve met open armen ontving. Door hun buren werden ze met scheve ogen aangekeken en tegengewerkt. Vs.3 maakt duidelijk dat de ballingen zo vijandig ontvangen waren, dat ze er bang van geworden zijn. Nu hebben die bange mensen zich verzameld op de oude tempelberg. Die biedt ook al zo'n troosteloze aanblik. Van de schitterende tempel van Salomo is helemaal niets meer over dan puin. Op die kale berg hebben de teruggekeerde ballingen zich verzameld voor de grondlegging van een nieuwe tempel. Een sober gebeuren in een trieste omgeving.

b. Maar ineens breekt daar een oorverdovend gejuich los. Trompetten schetteren, cymbalen klinken en een lofpsalm wordt aangeheven. Er groeit een ware feeststemming. Maar is dan niet wat overdreven voor een simpel gebeuren als het heien van de eerste paal? Zo imposant was het toch allemaal niet, die nieuwe tempel. Waren die wenende ouderen die dit nieuwe begin vergeleken met de schitterende pracht van Salomo's tempel niet veel reëler dan die juichende massa? Of probeerden die bange ballingen zich over hun angst heen te schreeuwen en was men helemaal niet blij? Vanwaar die uitbundigheid? Gods teruggekeerde volk viert de hervatting van de tempelbouw met grote vreugde. Die vreugde vertoont de stijl van de kerk, vertolkt de dank aan de HERE en overstemt de klacht der ouden.

c. De instructie van David dateert vanaf het moment dat de ark van Gods verbond haar plaats had ontvangen in Jeruzalem. Volgens 1 Kron.16 stelt David dan een instructie vast waarin priesters worden aangesteld om op trompetten te blazen en waarin Levieten werden aangesteld om cymbalen en andere muziekinstrumenten te bespelen. Van die dag af zijn er ook zangers die de opdracht hebben om aan te heffen: loof de HERE, want Hij is goed. Want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Het is deze instructie van David die door de ballingen in praktijk gebracht wordt, uiteraard voorzover het hun mogelijk is.

d. In dat perspectief hebben wij ook ons kerkewerk te zien. Is de gemeente van Christus, naar het woord van de apostel Paulus in 1 Tim.3, niet het huis van de levende God? Dat maakt van al ons kerkewerk geweldig verantwoordelijk werk. Het gebeurt voor het aangezicht van de levende God. Hier woont Hij. Ons leven, persoonlijk en kerkelijk, speelt zich af voor de ogen van Hem, die de Heilige is. En die Zich niet bedriegen laat. En tegelijk wordt al ons werk in de kerk daarmee ook heel zinrijk en vreugdevol.

e. Het mag bij de wereld niet in tel zijn of meewarig bekeken worden als een restant uit de oude doos. Maar het is werken aan het huis van de levende God. Een kerk die niet meer uit dat perspectief leeft, is een kerk die ook geen vreugde meer kan vinden in het kerk-zijn. Maar de kerk die zich huis van God weet en daar ernst mee maakt, die kan haar weg in deze wereld gaan in grote blijdschap. Want ze ziet Hem voor Wie ze leeft en voor Wie ze bouwt.





Ezra 4, 5 en 6 Tegenstand die de teruggekeerde ballingen ondervonden bij de herbouw van de tempel


Ik geef een kort overzicht van de hoofdstukken 1 tot 7.

De gebeurtenissen die in het boek Ezra beschreven worden bestrijken een periode van ongeveer 80 jaar.

Hoofdstuk 1 verplaatste ons naar het jaar 538 voor Chr. toen koning Kores aan de ballingen toestemming gaf terug te keren naar Jeruzalem om daar de tempel van de HERE te herbouwen.

Hoofdstuk 3 beschreef ongeveer 2 jaar later in 536 voor Chr. hoe het brandofferaltaar weer is opgebouwd en het fundament voor de tempel gelegd wordt.

Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de tegenstand die de teruggekeerde ballingen hebben ondervonden bij de herbouw van de tempel allereerst, en later ook bij de herbouw van de stad Jeruzalem. Het begint in vs.1-5 met gebeurtenissen uit de tijd van koning Kores, die tot 530 voor Chr. regeerde en vervolgens komen in de vs.6-23, je zou kunnen zeggen tussen haakjes, gebeurtenissen uit de tijd van koning Ahasveros en van koning Arthasata, die regeerde van 464-425 voor Chr.

Hoofdstuk 5 laat zien hoe Ezra de draad weer oppakt, waar die in 4:5 was blijven liggen. De samaritanen, stond er in 4:4,5, ontmoedigden het volk van Juda en schrikten hen af van de tempelbouw. Zo werd de arbeid aan het huis van God te Jeruzalem gestaakt en bleef die stil liggen tot het 2de jaar van de Perzische koning Darius. Dat is het jaar 520 voor Chr. En daar begint hoofdstuk 5. Het jaar 520 voor Chr. wordt door de prediking van Haggaï en Zacharia, en met toestemming van koning Darius het werk aan de tempelbouw hervat.

Hoofdstuk 6 beschrijft dan hoe de tempel voltooid wordt en feestelijk wordt ingewijd in het jaar 515 voor Chr. En dan komt hoofdstuk 7.


Ezra 7 Ezra krijgt toestemming naar Jeruzalem te gaan om orde op zaken te stellen



1. Volgens 7:7 spelen de gebeurtenissen zich af in het 7de jaar van koning Arthasasta. Dat is 458 voor Chr. Tussen Ezra 6 en 7 ligt dus een tijdsverschil van meer dan 60 jaar. De Perzische koning is dezelfde als uit hoofdstuk 4. De koning die hier in hoofdstuk 7 de schriftgeleerde Ezra toestaat om naar Jeruzalem te gaan om te stad te herbouwen en de dienst van God te herstellen, is later kennelijk van gedachten veranderd naar aanleiding van een schrijven dat hij van de samaritanen heeft ontvangen. Toen heeft hij de toestemming aan Ezra ingetrokken. Dat beschrijft Ezra 4. En 445 voor Chr., dus 13 jaar na wat in hoofdstuk 7 beschreven wordt, blijkt de koning weer van gedachten veranderd te zijn, want dan schenkt hij Nehemia verlof om naar Jeruzalem te gaan om de stadsmuren te herstellen.

2. Men heeft wel aangevoerd, dat één koning nooit zovaak van beleid kan veranderen als koning Arthasasta en dat dus de boeken Ezra en Nehemia geen betrouwbaar verslag van de historie kunnen bevatten. Van zo'n redenering moeten we niet ondersteboven zijn. Is er iets veranderlijker dan de mens? Al die wisselingen in het beleid van Athasasta kwamen voort uit één beginsel: de belangen van het Perzische rijk. Als de koning de Joden nodig had paaide hij hen met welwillende besluiten. Maar werden ze hem te gevaarlijk, dan legde hij ze meteen weer aan de ketting. Kon hij ze daarna weer goed gebruiken, dan kregen ze van hem weer alle ruimte. Zo ging het uit één principe toch heen en weer.

3. In hoofstuk 7 is de koning de Joden welgezind. Vandaar dat Ezra naar Jeruzalem mag om orde op zaken te stellen in de dienst van de HERE. Het boek Ezra toont daarin maar niet de welwillendheid van koning Arthasasta, maar het ziet achter de Perzische koning de hand van Israëls God. Hij doet Ezra's tocht naar Jeruzalem voorspoedig verlopen. De schriftgeleerde Ezra wordt door de HERE gezonden om het teruggekeerde volk in Gods wet te onderwijzen. Ezra is gehoorzaam aan Gods wet. Hij houdt Israël de eis van Gods wet voor. Die wet is vervuld door Christus.

4. Het is 458 voor Chr. Twee jaar eerder in 460 is in Egypte een opstand uitgebroken, waarbij de Perzische stadhouder van Egypte vermoord is. De Egyptische rebellen worden krachtig gesteund door de Grieken die in die dagen ook een belangrijke wereldmacht vormden. Uiteindelijk zal het 6 jaar duren tot 454 voordat de opstand door de Perzische koning is onderdrukt. In de jaren dat Egypte in opstand is, is het voor Arthasasta belangrijk, dat hij het Joodse volk te vriend houdt. Immers het Joodse land grenst aan Egypte. Als hij in Juda een goede bondgenoot heeft, kan dat een heel goede buffer zijn tegen dat gevaarlijke Egypte. En kan het Joodse land tegelijk een heel mooie uitvalsbasis zijn voor militaire acties tegen Egypte. Dit is de eerste reden om Israël te vriend te houden.

5. Een tweede factor om de Joden welwillend te zijn, is dat de veldtochten tegen Egypte de Perzische koning veel geld kosten. En dat terwijl de Perzische staatskas op dit moment vrijwel leeg is. Arthasasta kan nu heel goed de financiële steun van de rijke Joden uit Babel gebruiken. Deze twee factoren doen hem welwillend staan tegenover het verzoek van Ezra om naar Jeruzalem te mogen gaan.

6. Van Ezra wordt allereerst verteld dat hij priester is uit een priestergeslacht. Bovendien is hij volgens vs.6 een schriftgeleerde: bekwaam in de wet van Mozes. De priesters moesten niet alleen in de tempel offers brengen, voor het volk bidden en het zegenen. Een belangrijk onderdeel van hun ambtelijke opdracht is het onderwijzen van het volk in de wet van de HERE. En Ezra blijkt zich zeer te hebben toegelegd op dat deel van zijn taak. Vs. 6 noemt hem dan ook bekwaam in de wet van Mozes. Hij was zeer bedreven in de wet van de HERE en uiterst bedreven in het toepassen ervan. Met de wet worden maar niet bedoeld de 10 geboden, maar heel het onderricht van Mozes valt daaronder, zoals dat in de boeken Genesis tot Deuteronomium zijn neerslag gevonden heeft. Ezra verdiept zich nog steeds meer in de wet. Toen hij in Jeruzalem kwam, heeft hij zijn hart erop gezet om de wet van de HERE te onderzoeken. Hoeveel hij er al van wist, hij was vastbesloten om zijn studie met hart en ziel voort te zetten. Achter de wet zag hij de HERE, de God die Hij liefhad. Hij wilde zijn dankbaarheid tonen voor de liefde waarmee God hem had liefgehad. Dat was zijn drijfveer bij zijn studie in de wet. Als je meer over de wet wilt lezen: het gaat hier om de Thora.

7. Deze schriftgeleerde was een heel andere dan de schriftgeleerden uit de tijd van Christus. Die eerden de Here slechts met hun lippen, terwijl intussen hun hart verre van Hem was. Die legden aan het volk zware lasten op, maar zelf raakten ze die met geen vinger aan. Die voelden zich ver verheven boven de andere mensen. Wat zijn we bij Ezra in een heel ander klimaat. Verschillende uitleggers zien in hem en heuse voorloper van de latere schriftgeleerden. Heeft Ezra niet de zweep van de wet gelegd over de ballingen die zijn teruggekeerd? En heeft sinds Ezra niet de wet het volksleven van Israël overschaduwd? Heeft Ezra niet op harde wijze alle gemengde huwelijken uiteengejaagd? Maar wie het vervolg van het boek Ezra leest, ziet direct de verschillen tussen Ezra en de latere schriftgeleerden. Ezra had zijn hart erop gezet om de wet van de HERE te onderzoeken en om die te volbrengen. Hij bracht de wet van God in praktijk. Bij hem is er ook geen zweem van zich verheffen boven zijn volksgenoten.

8. Aangrijpend is in hoofdstuk 9 de manier waarop Ezra belijdt, dat niet alleen zijn zondige volksgenoten schuldig staan tegenover God, maar dat ook hij zelf schuldig staat tegenover de HERE. Hij belijdt zijn aandeel in de gemeenschappelijke schuld. (9:6) Dit is ook een treffend verschil tussen Ezra en Nehemia. Als Nehemia in hoofdstuk 13 wordt geconfronteerd met mannen die gemengde huwelijken zijn aangegaan, dan trekt hij een aantal van die mannen de haren uit. (13:25) Maar als Ezra van gemengde huwelijken hoort, dan trekt hij zichzelf de haren uit. (9:3) Ezra is dus van een heel ander slag dan die uit de tijd van Christus. Hij is niet een keiharde wetticist. Hij is pas als reformator opgetreden toen het volk hem daarom verzocht.

9. Als de muren van Jeruzalem onder leiding van Nehemia herbouwd zijn, komt het volk blijkens Neh.8 op de 1ste dag van de 7de maand samen op het plein voor de waterpoort. Daar leest Ezra dan de wet voor de verzamelde menigte. De uitwerking van die wetslezing is verpletterend. Heel het volk weent om zijn zonden als het de wet gehoord heeft. Maar dan grijpt Ezra in. Samen met Nehemia verbiedt hij het volk om nog langer te wenen. Want, zegt hij, deze dag is een feestdag voor de HERE. Dat kan omdat u uw schuld verzoend mag weten dankzij Gods genade. De vreugde van de HERE die is uw toevlucht. Hij is dus geen sombere, zwarte wetsprediker, zoals de latere schriftgeleerden.

10. Ezra ziet achter de wet zijn hemelse Vader. Daarom wil hij die wet steeds nauwgezetter onderzoeken en volbrengen. Het is hem een vreugde om de persoonlijke verlangens van die God in te willigen. En uit dankbaarheid te mogen doen wat die God van hem vraagt. Dat is de dankbaarheid waarin de HERE behagen schept. Dat we ons hart erop zetten en ons steeds verder verdiepen in de wet van de HERE. Als we de wet zien als een persoonlijke wens van hem die ons eerst zo uitnemend heeft liefgehad in Christus, dan wekt Gods gebod bij ons ook geen wrevel of weerzin, maar dan gaan we ervan zingen zoals de langste psalm uit de bijbel niet uitgezongen raakt over de heerlijkheid van de wet. Dat is de houding die ons allen moet beheersen. Zeker hen die anderen de wet hebben voor te houden.

11. Ezra 7:1-10 vormt een soort inleiding op hoofdstuk 7 en 8. Vanaf 7:11-26 vinden we de tekst van de officiële acte, waarin koning Arthasasta aan Ezra toestond om naar Jeruzalem te gaan. Vanaf 7:27 volgt dan een lange pAssage die letterlijk is overgenomen uit een geschrift van Ezra zelf. Dat blijkt uit het gebruik van de eerste persoon: ik en wij. In die twee stukken: de acte van de koning en het gedeelte van Ezra zelf, wordt een uitgebreid relaas gegeven van Ezra's reis naar Jeruzalem. Heel dat relaas wordt door de schrijver van het boek Ezra ingeleid met 7:1-10.

12. Het slot geeft aan waarom Ezra's reis zo voorspoedig verliep. Terwijl er in deze dagen grote onrust heerste in het Perzische rijk tengevolge van de opstand in Egypte en terwijl blijkens 8:31 vijanden en struikrovers de weg onveilig maakten, trekt Ezra met een grote en logge karavaan, die bestaat uit 1700 mannen plus nog duizenden vrouwen en kinderen naar Juda. Afstand ongeveer 1500 km.afgelegd in 108 dagen. Op de 12de van de 1ste maand gingen ze op pad en op de 1ste van de 5de maand komen ze in Jeruzalem aan. Ze deden er 4 maanden minus 12 dagen over. Op sabbatten zal er niet gereisd zijn. Dan moet er dagelijks een flinke afstand afgelegd zijn. En dat in die omstandigheden.

13. De HERE was hen goedgunstig en Hij maakte hun reis voorspoedig. De goede hand van God was over hen. Dat was omdat hij in Israël Gods inzettingen en verordeningen moest onderwijzen. De HERE wilde Ezra gebruiken om zijn volk terug te voeren naar de gehoorzaamheid van zijn Woord. De HERE wilde dat in Jeruzalem meer zou gebeuren dan alleen het herbouwen van de tempel en het herstel van de stadsmuren. De HERE had 80 jaar geleden onder koning Kores niet de ballingen laten terugkeren om een aantal oude gebouwen en monumenten te restaureren. De HERE had hen terug laten gaan om de dienst van HEM te herstellen. Doel was dus niet stadsvernieuwing, maar kerkreformatie. Daartoe was allereerst nodig dat de tempel herbouwd werd. Daartoe was ook nodig dat de stadsmuren gerestaureerd werden. Maar dat alleen was niet voldoende. Het moest gepaard gaan met een daadwerkelijk dienen van de HERE naar zijn Woord. want een kerk heeft behoefte aan stevige muren erom heen, waarop de macht kan worden betrokken, opdat ze zonde van buitenaf niet de kans krijgt de kerk binnen te dringen of te sijpelen. Maar die solide kerkmuren baten niets als binnen de kerkmuren de zonde welig zou tieren. Vandaar dat Ezra naar Jeruzalem moet. En dat de HERE zijn weg voorspoedig maakt.

14. Zijn heilige naam was ermee gemoeid. De tempel was inmiddels herbouwd. De HERE woonde weer te midden van zijn volk. Maar was het, als Israël zich dan nog wentelde in de zonde, geen rechtstreeks vergrijp tegen Gods heilige naam. De adeldom van Gods wonen onder haar, verplichtte hen tot een dankbaar en heilig leven. Daarom ten diepste moest Ezra naar Jeruzalem. De Israëlieten waren er niet met een herbouwde tempel en met stevige kerkmuren. Juist het wonen van God onder hen moest hen prikkelen tot een leven naar Gods inzettingen en verordeningen. Om hen daarin te onderwijzen kwam Ezra naar Jeruzalem. Stadsvernieuwing hand in hand met kerkreformatie.

15. Het is vandaag nodig dat Gods Woord onverkort verkondigd wordt. Dat de sacramenten zuiver bediend worden. Dat de wacht op de kerkmuren betrokken wordt. Het is ook nuttig en nodig dat we allerlei organisaties hebben, die ons tot steun kunnen zijn in onze gehoorzaamheid aan de HERE op alle terreinen van het leven. Maar dat alles is niet voldoende. We kunnen de mooiste organisatievorm en de fraaist verzorgde eredienst hebben, als er niet is het leven naar het evangelie van Christus en als we het gepredikte Woord geen heerschappij geven on ons leven, dan baat al dat moois en al dat fraais niets. Want niet wie zegt HERE, HERE zal het koninkrijk van God beërven, maar wie doet de wil van de hemelse Vader. We moeten ons ook laten gezeggen door de inzettingen en verordeningen van de HERE. Israël moest zich laten onderwijzen door de schriftgeleerde Ezra. Wij moeten ons laten onderwijzen door een Schriftgeleerde die meer is: onze Here Jezus Christus. En ons door Hem laten gezeggen.

16. Gods inzettingen en verordeningen zijn er om onderwezen te worden. Ezra kwam om in Israël inzetting en verordening te onderwijzen. Gods geboden zijn er niet om er elkaar mee om de oren te slaan maar om elkaar er door te onderwijzen. En zo verder te komen op de weg naar de volmaaktheid. Moge dat spreken ons beheersen in gemeente en in de gezinnen.

17. De wet die Ezra moet onderwijzen, is de wet van de HERE. De wet van Jahweh. Ik ben die Ik zijn zou. Hij is de Getrouwe. Hij is de God die zijn beloften waar maakt. Het is in deze hoedanigheid dat de HERE Ezra de opdracht geeft om het teruggekeerde volk in zijn wet te onderwijzen. Het is opdracht van deze God dat in de dagen na Ezra een hele klasse van schriftgeleerden opkomt. Die met name in de synagogen die uit de tijd van de ballingschap stammen, het volk gaan onderwijzen in de wet van de HERE. Sinds de dagen van Ezra wordt de wet van God meer dan ooit een macht in het leven van Israël. In de dagen van Christus is de wet zelfs onder invloed van de Farizeeën het allesbeheersende centrum van Israëls volksbestaan. Dat is in die Farizeese vorm een ontaarding van de wet van wat onder Ezra begonnen is. Het tekent de plaats die de wet toen innam.

18. Waarom is die wet zo naar voren gehaald, terwijl die op het punt stond in Christus vervuld te worden? Waarom krijgt die wet zo'n belangrijke plaats in het laatste traject van Israëls volksbestaan? Voor een antwoord op die vraag moeten we ons realiseren dat het de wet van de HERE is, van Jahweh. Juist met het oog op de vervulling van die beloften krijgt de wet zo'n belangrijke plaats. Want met Maleachi die ook in deze eeuw profeteert, gaat de stem van de profetie zwijgen onder Israël. Om nu na het optreden van de laatste profeet zijn volk te bewaren tot de komst van Christus daarom haalt de HERE zijn wet zo nadrukkelijk naar voren en verwekt Hij schriftgeleerden die die wet nauwkeurig onderzoeken en volbrengen en die haar aan Israël op het hart binden. Zo wil de HERE zijn volk in het laatste stadium voor Christus, waarin geen profeten meer optreden, beschermen tegen de macht van de zonde. Door middel van zijn wet wil Hij zijn volk ervoor bewaren dat het langzaam zijn karakter overboord zal zetten en op zal gaan in het heidendom van rondom. Door zijn wet wil Hij zijn volk ook bewaren voor een leven in de zonde, dat een nieuw verbondsgericht noodzakelijk zou maken. Zo beschermt de HERE door zijn wet de voortgang van zijn werk naar de Messias toe. Hij behoedt op deze manier het volk waaruit de Messias geboren wordt voor de ondergang.

19. De HERE bereidt door zijn wet zijn volk ook voor op de komst van de Messias. Door zijn volk nu nog eens de radicale eisen van zijn wet op de ziel te binden verwekt Hij in zijn volk een vurig verlangen naar de komst van Christus die alle ongehoorzaamheid aan de wet van de Zijnen zal verzoenen door zijn offer als het Lam van God. De wet bewaart Israël tot de komst van Christus en drijft het uit tot de Christus.

20. Wij leven na het offer van Christus. Hij heeft Gods wet volkomen gehoorzaamd. Hij heeft ons verlost van de vloek van de wet. Ieder die in Christus is, heeft daarom van die wet niets meer te vrezen. want Christus heeft de giftige prikkel eruit getrokken. Die van Christus is, is aan de vloek van de wet ontheven. Die van Christus is mag de wet met Jacobus noemen de wet van de vrijheid. de wet die begint met een herinnering aan de bevrijding uit het diensthuis van de zonde. En de wet die ons wil bewaren voor een terugkeer naar dat slavenhuis. Zo zullen we de wet van de HERE dan ook bezien en bezingen. Door de wet wordt ons leven niet afgekneld of afgebroken, maar juist door die wet worden we bewaard bij die vrijheid die Christus verworven heeft. Dat is de evangelische functie van de wet.






De profeet Nehemia