Het DBNL zegt erover: "Daarmee is de duurzaamheid gegarandeerd en wordt het werk veel beter vindbaar; bovendien garandeert het een zekere mate van canonisering."
TOETSEN VAN JEUGDLITERATUUR AAN HAND VAN DE BIJBEL
Mijn vader Huib Slings (1909-1996) was van 1975 tot 1984 recensent van jeugdboeken voor het Nederlands Dagblad. Hij heeft in die jaren heel wat recensies geschreven, totaal 1286. Onlangs kwam mij er één onder ogen die ik in dit verband van belang vind. De bespreking is van 18-01-1982.
Waarom begin ik hiermee? De bespreking geeft een goede indruk van de denkwereld, waarin ik ben opgegroeid. De Bijbel en de gereformeerde belijdenis staan daarin centraal. Zij zijn de norm van ons handelen. Als mijn vader de bewerking van Karel Jonckheere van de Reinaert leest, valt hij over de vele vloeken, totaal telt hij 52. Hij vraagt zich af: Mogen we dan dit beroemde verhaal wel in handen van onze kinderen geven? Het antwooord is nee. Als motivering citeert hij de Heidelbergse Catechismus.
En dan het tweede boek: de bewerking van Gullivers Reizen door Peter Gestel. Daarin geen misbruik van Gods naam, maar wel een aanvechtbaar beeld van kinderen krijgen en opvoeden. En dan zegt de recensent niet: dit boek ontraad ik de lezers vanaf 10 jaar. Nee, meer genuanceerd: "geef het boek zo niet in handen van uw jongen of meisje. Begeleid hem of haar daarin zodat ze ook aan de hand van dit eeuwenoude verhaal leren kritisch te lezen."
Deze manier van denken van mijn vader Huib Slings is ook de mijne. Natuurlijk met de nodige veranderingen: de jongeren van mijn doelgroep zijn ouder: zeg maar van 15-18 (bovenbouw middelbare school). U kunt daarover lezen in mijn genoemde boek: Een boos en overspelig geslacht.
Ik vind de recensie van mijn vader waardevol om een goed beeld te krijgen van onze houding tegenover de hedendaagse cultuur. Ik houd er rekening mee, dat er lezers zijn die vooral zich afvragen: "Waar komt die houding toch vandaan? Het is geen wereldmijding, want de boeken worden wel besproken en blijven niet ongelezen. Waar komt die houding dan wel vandaan?" Voor het antwoord op deze fundamentele vraag kan de recensie van een bewerking van de Reinaart en van Gullivers Reizen de weg wijzen.
Daarom volgt hier zijn uitgetypte bespreking:
'OUD GOUD' MOET WEL KRITISCH GELEZEN WORDEN
Door H.SLINGS
"Het kan zijn nut hebben oude verhalen te laten bewerken om die door jongeren van vandaag te laten lezen vanwege de bijzondere boodschap of enkel omdat ze tot de wereldliteratuur behoren en het belangrijk is jonge mensen daarmee kennis te doen maken. De serie "Oud Goud" wil jongens en meisjes van 10 jaar en ouder a.h.w. toegang verlenen tot die beroemde verhalen.
Zo las ik in deze uitgave "Reinaart de Vos" bewerkt door Karel Jonckheere en "Gullivers Reizen", dat door Peter van Gestel in een moderne vorm is geschreven.
Men zou geneigd zijn te zeggen dat er maar weinig in te brengen is tegen dit in een aangepaste vorm uitgeven van oude verhalen. Ik heb indertijd "Van den Vos Reinaarde" moeten lezen. Toen was mij al opgevallen hoe gemakkelijk men in dat Middelnederlandse verhaal de naam van God gebruikte, niet uit eerbied, - dat klopte al heel niet in een dierenverhaal - maar als stopwoord en om als vervloeking te dienen tegenover tegenstanders.
Nu Karel Jonckheere dat verhaal navertelt, valt dit misbruik van Gods naam des te meer op. Hij heeft het zo verteld dat het een duidelijk en doorzichtig verhaal voor jongeren is geworden. Maar nu het uit de Middeleeuwse sfeer en taal is gehaald, springt het oneerbiedig gebruik van Gods Naam des te meer in het oog.
Als we ons indenken dat hier dieren aan het woord zijn die om hun listen en streken smeuïg te kunnen vertellen minstens 52 keer Gods heilige naam en die van de Zaligmaker noemen, dan concludeer ik dat dit geen onschuldige lectuur is voor jongens en meisjes van 10 jaar en ouder. Ik zeg juist 'onschuldig' omdat me steeds dat wat de Catechismus ons voorhoudt te binnen kwam: dat we ons niet door ons zwijgen en toelaten aan zulke gruwelijke zonden mede 'schuldig' zullen maken.
In dit verhaal - al is het dan nog zo beroemd en hoort het misschien tot de verplichte lectuur voor examenlijstjes - wordt die naam niet met eerbied en ontzag uitgesproken. Integendeel. Nu kan men nog zeggen dat de schrijver van "Van de Vos Reinaarde" wel een dierenverhaal schrijft, maar er feitelijk mensen mee aanduidt en menselijke verhoudingen en misstanden mee hekelt. Maar daarmee wordt dit spreken over God niet goedgepraat. In ieder geval wordt zijn Naam hier niet geprezen."
Tot zover het eerste deel van de recensie. In dit deel van de bespreking zie je duidelijk hoe de recensent de gereformeerde jongelui voor ogen heeft. Hij wil hen niet blootstellen aan misbruik van Gods naam, al gaat het om een beroemd Middelnederlands verhaal als de Reinaert.
In het vervolg van de bespreking neemt hij Gullivers Reizen onder de loep. Hier zie je de begeleide confrontatie: ouders, lees het boek samen met je kinderen.
Nu het vervolg van de recensie van Huib Slings:
"En 'Gullivers Reizen' dan? Een verhaal van Jonathan Swift, die leefde van 1667-1745. Deze Engelse predikant schreef maar niet een genoeglijk verhaal van een reis naar lilliputters en één naar een land van reuzen. Nee, hij schrijft in zijn verhalen zijn mening over de mensen en de toestanden van zijn tijd. Hij vond die mensen en die toestanden achterlijk. Hij veroordeelt het als mensen oorlog voeren, als mensen elkaar bedriegen en zo'n waarde aan geld en bezit besteden. Al die opvattingen verwerkte hij in deze verhalen. Het zijn dus fantastische avonturen die we tegenkomen. We zouden aan een science-fictionverhaal kunnen denken. Daarmee wil hij de lezers niet alleen vermaken. Hij wil die doen beseffen dat ze eigenlijk maar dwergjes zijn en zich niets moeten verbeelden.
Peter van Gestel - de bewerker- heeft in goed Nederlands het boek geschreven. Alleen heeft hij hier en daar vergeten dat de uitgever een boek bedoelde voor jongens en meisjes vanaf 10 jaar. Hij gebruikt nogal eens moeilijke woorden: decent, embryootje, mijn act verbeteren, om er enkele te noemen. Het is, ook al ligt de moraal er hier en daar dik bovenop, een gezellig verhaal.
Toch komen er dingen in aan de orde waarvan ik moet zeggen dat we die zonder meer, zonder er eens over door te praten, niet aan onze jongens en meisjes moeten geven. Ik denk aan wat er verteld wordt over het krijgen van kinderen en over het opvoeden ervan. Daarin heeft ds. Swift niet naar de Bijbel gesproken.
Mijn oordeel is: geef het boek zo niet in handen van uw jongen of meisje. Begeleid hem of haar daarin zodat ze ook aan de hand van dit eeuwenoude verhaal leren kritisch te lezen."
N.a.v. serie "Oud Goud" "Reinaart de Vos" bewerkt door Karel Jonckheere en "Gullivers Reizen" bewerkt door Peter van Gestel. Prijs per deel Fl 12,50 per deel. Uitgave: Van Goor Jeugdboeken Amsterdam.
WAT KUNNEN WE LEREN UIT DE RECENSIE VAN DE REINAERT EN VAN GULLIVERS REIZEN?
Ik schreef hierboven: "Ik vind de recensie van mijn vader waardevol om een goed beeld te krijgen van onze houding tegenover de hedendaagse cultuur." Ik hoop dat dit het geval is. We zien bij hem een welwillende openheid naar de besproken boeken. Hij zou ze graag aanbevelen als ze niet tegen zijn opvattingen in gingen. Zeker een beroemd verhaal als de Reinaert zou hij graag in handen van de kinderen zien, ware het niet dat er 52x de Naam van God in werd misbruikt. Daarom wijst hij het lezen ervan onomwonden af.
Bij Gullivers reizen wenst hij begeleide confrontatie. Hij wijst het niet af zoals de Reinaert. Maar hij zou graag zien dat ouders samen met hun kinderen dit boek zouden lezen en erover van gedachten wisselen.
De bijbel en de gereformeerde belijdenis zijn voor hem leidend. Hij citeert ook de Catechismus bij de Reinaert. En bij Gullivers Reizen vindt hij dat er niet naar de bijbel wordt gesproken over kinderen krijgen en over de opvoeding.
Deze houding is ook de mijne. Daarin valt de appel niet ver van de boom!
WIE NAM HET INITIATIEF VOOR EEN BOEK OVER MODERNE LITERATUUR?
Ik schreef het op verzoek van uitgever Oosterbaan en Le Cointre uit Goes. In 1973 had ik met de uitgever contact via de heer W.P. Balkenende uit Bunschoten. Hij vroeg me om een boek over moderne literatuur voor de RB-serie. Dat was een project van de uitgever waarin jaarlijks vier boeken verschenen: de Reformatie Boeken serie. De naam had te maken met het weekblad De Reformatie, dat vanaf 1920 vanuit Goes werd verspreid. Ik heb lang over dat verzoek moeten nadenken. Kon ik dat er nog wel bij hebben?
Ik had een volle agenda: leraar Nederlands aan de Scholengemeenschap Rotterdam, bovendien sectieleider. Elke maand schrijven van drie schetsen Bijbelse geschiedenis en één schets kerkgeschiedenis voor het jeugdblad Rechte Sporen, met ook een toelichting in het leidersgedeelte. Ook geregeld overleg in de didaktiekcommissie van de Jeugdbond. Verder was ik lid van kerkeraad in Bolnes-Slikkerveer (tijdrovend, maar boeiend) en lid van het generaal-deputaatschap Enige Gezangen en later Heidelbergse Catechismus. Daarbij was ik lid van de beheerscommissie van het Gereformeerd Pedagogisch Centrum in Zwolle en later in Wezep. En dan had ik ook nog vrouw en kinderen. -;)
Daarbij kwam dan het verzoek van W.P.Balkenende om een boek te schrijven. Zoiets schud je niet zomaar uit je mouw. Het schrijven van zo'n boek vraagt uitvoerige voorstudie. Bovendien vroeg ik me af of ik wel de geschikte persoon was voor zo'n project. Mijn lieve vrouw Marjoke heeft het me niet afgeraden in ieder geval. We hebben het in ons gebed bij onze Heer gebracht en Hem gevraagd hierin ons de weg te wijzen. Na lang wikken en wegen heb ik het verzoek uit Goes aanvaard. Tijdens het overwegen werd voor mij helder dat het niet een boek voor collega's Nederlands moest zijn. Het moest een boek voor gereformeerde ouders en hun kinderen worden. Dat paste ook goed in de RB-serie.
Waarom een voorlichtingsboek voor gereformeerde ouders en hun kinderen? In de jaren 70 was het voor veel gereformeerde ouders de vraag hoe je over de boeken van schrijvers als Wolkers, Reve, Hermans en Mulisch moest denken. Er waren grofweg drie mogelijkheden: niet lezen, begeleid lezen of alles vrij laten. Niet lezen was voor mij geen optie. Alles vrij laten ook niet. Dus werd het begeleide confrontatie. We hebben op school niet te maken met volwassen lezers, maar met jongeren die nog volop in ontwikkeling zijn. Tijdens dat proces van groei naar de volwassenheid ben je als leraar en opvoeder verantwoordelijk voor hun ontwikkeling. Geef je ze dan boeken van de genoemde schrijvers in handen en zeg je kijk maar wat je ervan vindt? Mijn ideaal was dat ouders met hun kinderen in gesprek zouden gaan over een bepaald boek dat ze samen zouden lezen.
Gereformeerde ouders een helpende hand bieden bij hun opvoeding, dat was het doel van mijn boek. Dit doel heeft men soms uit het oog verloren. Recensenten beoordeelden het dan als een wetenschappelijke bespreking van de moderne literatuur. En niet als een voorlichtingsboek voor gereformeerde ouders en hun kinderen. Misschien had ik dit nog nadrukkelijker moeten uitleggen?
WAT SCHREEF IK IN HET 'WOORD VOORAF'?
"De moderne literatuur laat zich op verschillende manieren behandelen. Daarom wil ik van de door mij gevolgde methode verantwoording afleggen, opdat geen verkeerde verwachtingen worden gewekt. Toen de uitgever mij verzocht een boek te schrijven over de moderne literatuur vanuit het gereformeerde standpunt, heb ik besloten, dat het in de eerste plaats bestemd zou zijn voor de gereformeerde ouders en hun kinderen die aan de hand van de Heilige Schrift een antwoord zoeken op de problemen die de moderne literatuur oproept. Daarnaast heb ik er rekening mee gehouden, dat het bij het voortgezet onderwijs en in verenigingsverband ook wellicht van dienst kan zijn.
(...)
Dit boek wil zowel aan de ouders als aan hun kinderen het benodigde materiaal verschaffen voor dat noodzakelijke gesprek. Men kan het dus beschouwen als een handreiking aan de ouders en de oudere jeugd met betrekking tot de moderne literatuur, opdat met name de jongeren een open oog leren hebben voor de gevaren die ook hen bedreigen, maar ook voor de wanhoop, angst, zinloosheid en dood die het wezenlijke van de wereld uitmaken. Met deze doelstelling is de methode gegeven." Tot zo ver mijn citaat uit het Woord Vooraf.
De laatste alinea wil ik graag nadrukkelijk onder uw aandacht brengen. Zo wil ik het boek ook graag beoordeeld zien.
HOE KWAM IK AAN DE TITEL: EEN BOOS EN OVERSPELIG GESLACHT?
De titel van mijn boek heeft heel wat reacties opgeroepen: van sympathie tot spot. Begrijpelijk. Mijn werktitel was: Moderne literatuur als teken des tijds. Toen ik met een vriend hierover sprak, bleek mij dat hij dat maar niets vond. Een boektitel moet uitdagend zijn. Hij noemde een titel als: Ben ik wel links genoeg? Dat boekje lag bij de kassa in zijn boekhandel. Hij zag dat verschillende klanten ernaar grepen en het kochten. Hij zei me: heb even geduld. Ik doe je een voorstel. Dat werd Een boos en overspelig geslacht. Dat is een uitdagende, prikkelende titel; ze vraagt direct om een oordeel: je bent voorstander of je vindt het niets. Zo is het gekomen. Ik ben mijn vriend daarvoor dankbaar.
HET OORDEEL VAN DR.W.A.M. DE MOOR
Ik noemde hiervoor de methode van begeleide confrontatie. Het onder toezicht en begeleiding in aanraking brengen van de jongelui met de hedendaagse literatuur. Dus niet zeggen: afblijven en negeren. Maar in aanraking brengen onder deskundige leiding. Een neerlandicus van de Radboud Universiteit Nijmegen dr. W.A.M. de Moor gaf van mijn boek een bespreking in zijn blad Tsip/Letteren, onder pseudoniem Kees Combat. Het is te vinden op de Digitale Bilbliotheek voor de Nederlandse Letteren, de DBNL. Zie verderop in dit hoofdstuk.
Bijzonder vind ik hoe de belijdend rooms-katholieke De Moor een gereformeerd boek over moderne literatuur beoordeelt. Hij heeft het begrepen zoals ik het bedoeld heb. Wie meer over De Moor wil weten kan terecht op Wikipedia.
Hieronder volgt het artikel van W.A.M.de Moor
TEMIDDEN VAN EEN BOOS EN OVERSPELIG GESLACHT
Een introductie tot 'begeleide confrontatie' van leerlingen met literatuur
Decennialang zijn begrippen als moraal, normen en waarden in het literatuuronderwijs min of meer taboe geweest, zoals ze dat in de hele samenleving waren. Maar 't gaat zoals met Freek de Jonge, die in de jaren zeventig en tachtig aan alle normen tornde. In een discussie, half februari, met CDA-leider De Hoop Scheffer laakte hij de gezagsloosheid en riep hij op tot een nieuw ethisch reveil, ook al noemde hij 't niet zo. Er is een bescheiden categorie landgenoten voor wie moraal, normen en waarden, en wel van bijbelse herkomst, altijd een rol zijn blijven spelen, ook in het literatuuronderwijs. Daarover gaat het hier. Over de begrippen 'moderne literatuur' en 'begeleide confrontatie'.
In de literatuurwetenschap is het begrip modern soms het alternatief voor 'hedendaags' en 'contemporain', maar meestal leidt men het af van het modernisme. De schrijvers die dit modernisme vertegenwoordigden, zoals Joyce, Proust, Gide, Musil of Mann - (ik volg het lijstje van door Fokkema en Ibsch bestudeerde auteurs) - engageren zich niet in sociaal-politieke zin met hun eigen tijd, hooguit voorzover het de cultuur betreft. Ze zijn sceptisch in hun interpretatie van de wereld; het geloof in een hogere, absolute waarheid ontbreekt; zij missen het vertrouwen in de mogelijkheid van een sluitende verklaring van de werkelijkheid.
Voor de meeste lezers is het begrip 'modern' in de combinatie 'moderne literatuur' nauwelijks meer dan een tijdsaanduiding: literatuur van onze eigen tijd. Wie met een oprecht reformatorisch lezer praat over 'de moderne roman', constateert daarentegen al gauw dat hij zich, als die gemiddelde Nederlandse lezer, nauwelijks bewust is van de lading die het adjectief 'modern' in reformatorische kringen bezit. 'Modern' betekent daar 'gevaar, let op!'. Vandaar dat de literatuurdocent die lesgeeft op een der vijftien reformatorische scholen of een van de vier scholengemeenschappen der vrijgemaakt gereformeerden bijzondere aandacht schenkt aan de begeleiding van leerlingen bij het lezen van literatuur. Niet in de eerste plaats omdat de romans zo moeilijk zouden zijn geworden, te complex, maar omdat zij, zonder die begeleiding leerlingen tekort zouden doen op de weg naar het heil.
Een boos en overspeling geslacht.
Deze omineuze titel gaf de neerlandicus G.Slings halverwege de jaren zeventig aan een boek dat hij wijdde 'aan de moderne literatuur als teken des tijd', en waarvan ik de derde druk las, verschenen bij de uitgevers Oosterbaan & Le Cointre. Dezen waren het die Slings vroegen het boek te schrijven, uit zorg voor de ontwikkelingen in de literatuur. Juist in de jaren zestig brak de God-ontkennende, God-negerende of God-vervloekende roman door, werd ook in Nederland het gedachtengoed van Sartre en Camus wijd verspreid en kregen Van het Reve - later Reve -, Hermans, Mulisch, Wolkers, Boon en Claus algemene erkenning. Denk niet dat Slings in zijn milieu als een conservatief man gold en geldt. Hij wilde zijn leerlingen niet afsluiten voor deze vorm van 'moderne' literatuur, zoals in bepaalde orthodox-christelijke kringen gebeurde, maar weigerde hen over te geven aan de goden.
School in het verlengde van het gezin
Met zijn bijzonder zorgvuldig geschreven en bekwaam opgezette boek hield Slings nadrukkelijk de relatie in stand die de reformatorischen en vrijgemaakt gereformeerden tot op de dag van vandaag wezenlijk vinden voor de opvoeding van jonge mensen: de school als verlengstuk van het gezin. Slings richtte zich met zijn boek in de eerste plaats op de ouders: 'Wanneer de ouders met vrucht hun kinderen naar hun opdracht willen onderrichten inzake de moderne literatuur, dienen ze te weten waarover ze het hebben.' Veel kinderen die in de jaren zeventig dankzij de Mammoetwet aan havo en vwo toekwamen, hadden ouders die zelf nooit een dergelijke vorm van literatuuronderwijs hadden genoten. Vandaar.
'De jeugd van vandaag laat zich niet met een kluitje in het riet sturen. Dit boek wil zowel aan de ouders als aan hun kinderen het benodigde materiaal verschaffen voor dat noodzakelijke gesprek. Men kan het dus beschouwen als een handreiking aan de ouders en de oudere jeugd met betrekking tot de moderne literatuur, opdat met name de jongeren een open oog leren hebben voor de gevaren die ook hen bedreigen, maar ook voor de wanhoop, angst, zinloosheid en dood die het wezenlijke van de wereld uitmaken.'
De titel verklaarde de auteur uit zijn streven om zich geheel te laten beheersen 'door het "gij geheel anders" temidden van een boos en overspelig geslacht, waarbij duidelijk de Schriftuurlijke antithese wordt gesteld en aanvaard.' Voor de geloofsgenoten was de verwijzing naar Mattheüs 12:39 duidelijk.
Slings' oudste zoon Hubert Slings, afgestudeerd bij Frits van Oostrom, die zojuist de schoolliteratuur verrijkt heeft met het eerste deel uit de reeks 'Tekst in context', Karel en Elegast, en op korte termijn gaat promoveren op de relatie van de Middelnederlandse literatuur met de literatuurdidactiek, zegt over de methode van Slings sr.:'Wat ik er altijd waardevol aan heb gevonden is dit. Mijn vader liet leerlingen literatuur waarderen via spreekbeurten, die zij dan voorbereidden aan de hand van een roman-analysemodel. Daarbij liet hij zijn leerlingen omtrent elke roman, ook die van de groten als Hermans, Vestdijk of Mulisch, niet alleen het overheersende mensbeeld onder woorden brengen, maar ook een godsbeeld, in deze gevallen het beeld van een afwezige of verraderlijke God. Dat lijkt moeilijk en voor niet-christelijke leerlingen van thans is dat ook héél moeilijk, maar vergeet niet, dat de gereformeerde leerlingen twee keer per zondag naar de kerk gaan, en al in het basisonderwijs veel omtrent de bijbel hebben geleerd. Hun eigen beeld van God is zo impliciet aanwezig, dat ze goed kunnen zien dat een godsbeeld bij een der 'moderne' auteurs vervormd is ten opzichte van het beeld van God dat zij in de Bijbel hebben opgedaan.'
Slings acht het boek van zijn vader voor ouders en leraren een typisch hulpmiddel bij wat genoemd wordt 'begeleide confrontatie'.
Begeleide Confrontatie
De term 'begeleide confrontatie' is van J.A.Knepper sr., zo lees ik in de brochure Omgaan met literatuur. Op de jaarvergadering van het Gereformeerd Sociaal en Economisch Verband van 6 november 1982 zag de directeur van de Gerefromeerde Sociale Academie in Zwolle, G.H. de Leeuw, deze Begeleide Confrontatie als volgt voor zich:
'Het verst gaat de confrontatie als er in de school een gesprek met de auteur plaats heeft. Het minst ver gaat de confrontatie als de leraar de boodschap van het boek, zowel rationeel als inhoudelijk bespreekt. Tussen deze uitersten liggen allerlei mengvormen. Men kan bijvoorbeeld heel goed de leerlingen om de beurt een hoofdstuk laten bespreken en aan de hand van een door de leerling opgestelde lijst van aandachtspunten een groepsdiscussie beginnen […] De begeleide confrontatie kan echter nog verder gaan. Ik denk dan aan een broodnodig stuk relativering. De schrijver Oek de Jong deelde in een interview mee dat hem de schrijverij ook te subjectief werd. Hij wilde wel wat meer objectivering. In dit verband lijkt het mij verstandig ook de leraar godsdienstonderwijs en wijsbegeerte bij de bespreking te betrekken. En voorts zijn er Engelse, Duitse en Franse moderne schrijvers. Waarom de zaak van de moderne literatuur alleen vanuit Nederlands standpunt bekeken? […] Tenslotte lijkt het mij aanbevelenswaardig ook in het gezin de begeleide confrontatie op te pakken. De huisvader en moeder kunnen vanuit hun ervaring toevoegen aan het beeld dat de jongere heeft. In dit verband pleit ik er ook voor dat de leraren Nederlands bij tijd en wijle een bijeenkomst hebben met de ouders van leerlingen die moderne literatuur lezen. Tijdens deze bijeenkomsten kan er licht worden geworpen in een vaak duister geheel van gruwelen.'
Meer of minder wereldmijding
De wereld van de gruwelen, bestaat die nog? Voor de niet-ingewijde het volgende. In 1834 veroorzaakte Hendrik de Cock een afscheiding van de Nederlands Hervormde Kerk, in 1886 volgde de zgn. 'doleantie' onder leiding van Abraham Kuyper, en die twee categorieën samen werden in 1892 de Gerefromeerde Kerken in Nederland. In 1944 speelde zich de kwestie Schilder af. Dominee Klaas Schilder uit Kampen raakte vanwege zijn afwijkende opvatting over de kinderdoop en de interpretatie van artikel 31 der kerkorde in opspraak en werd door de Synode uit de gereformeerde kerk gezet. Schilders aanhangers zijn de vrijgemaakt gereformeerden. Die hebben in de jaren '50 en '60, uit onvrede met het vervagende christelijke karakter van het christelijk voortgezet onderwijs eigen scholen gesticht, en wel in Rotterdam, Amersfoort, Zwolle en Groningen. De andere bijbelgetrouwe christenen, onder wie de Gereformeerde Gemeenten, ontstaan halverwege de negentiende eeuw, sturen hun kinderen naar de scholen van de reformatorischen. Volgens berichtgeving in NRC-Handelsblad (23 februari 1998) is de levensbeschouwelijke oriëntaie in 1996 als volgt in percentages:
Onkerkelijk 39,5
Katholiek 31,5
Hervormd 14,3
Gereformeerd 8,1
Islam 4,2
Overige levensbeschouwingen 2,3
Gezien de dalende lijn is het redelijk in te schatten, dat anno 1998 het aantal onkerkelijken boven de 40 procent is gekomen, dat de islam is gegroeid en dat de rest naar nog lagere percentages is gegaan. Van de ongeveer 8% gereformeerden rekent zich 70% tot de Gereformeerde Kerken in Nederland, maar dit aantal daalt, terwijl de 30% vrijgemaakt gereformeerden zich op een lichte groei mogen verheugen. Men is op zoek naar duidelijke normen en waarden, dat blijkt, want die zijn juist hier te vinden.
Het Nederlands Dagblad, waaraan Hans Werkman meewerkt, heeft 30.000 abonnees en de kleur van de vrijgemaakt gereformeerden; het Reformatorisch Dagblad trekt 60.0000 abonnees en de achterban vertoont wat meer 'wereldmijding', zoals Hubert Slings het noemt. Buitenstaanders associëren de reformatorischen wel met zwartekousen maar Slings wil dat niet gezegd hebben.
Hubert Slings:'Kom je op een gereformeerde school dan is er weinig verschil te zien met openbare, katholieke of algemeen christelijke scholen in kleding en gedrag, maar op een reformatorische school dragen de meisjes bij voorkeur rokken e.d.; voor de stagiair of bezoekende docent wordt vriendelijk opzij gegaan en men groet hem - in tegenstelling tot wat er gebeurt op de rest van de scholen in Nederland waar men zich gewoonlijk moet zien binnen te vechten. De reformatorische scholen zijn ook voorzichtiger met het literatuuronderwijs.
Overigens zal ook mijn vader nog altijd vragen aan een leerling wat hij bijvoorbeeld met De buitenvrouw van Zwagerman wil. School is nog in hoge mate een verlengstuk van de ouders en dat is niet vreemd. Want als een kind in onze kerken gedoopt wordt beloven zij dat ze het kind in de leer van de Bijbel zullen onderwijzen en laten onderwijzen. Elke docent heeft met dat gegeven rekening te houden.'
Christelijke literatuurbeschouwing
Een exponent van de vrijgemaakt gereformeerde literatuurbeschouwing is de docent Nederlands en criticus van het Nederlands Dagblad Hans Werkman. Hij schreef prachtige boeken over de protestants-christelijke dichter Willem de Mérode en koos al eerder positie in zijn boek Een calvinist leest Maarten 't Hart, terwijl veel van zijn recensies zijn gebundeld, bijvoorbeeld in Aangekruist. Enige jaren geleen verbaasde hij vriend en vijand door nadrukkelijk bezwaar te maken tegen het vloeken in literaire werken. Net als Slings sr. is hij van mening dat literatuur ons inzicht kan geven in de tijd. Zijn visie in 1982 op Mulisch als voorbeeld.
"Ik las onlangs De aanslag van Harry Mulisch. De roman brengt ons in aanraking met een jongen die de oorlog beleeft en die daarna gedwongen wordt alles te beleven in het spoor van de oorlog. Mulisch wil zeggen: de mens is een oerwoudmens, hij raakt nooit uitgeoorlogd, altijd zal er verwoesting zijn, totdat de mens sterft, en dan wordt de verwoesting voortgezet in de daarna levende mensen. Deze negatieve visie op mens en wereld wordt aangrijpend onder woorden gebracht. Juist omdat het boek over levende mensen gaat, maakt het indruk. Zij zijn de levende mensen die om ons heen wonen en met wie we omgaan. Zo'n roman kan ons helpen onze visie op de mensheid te formuleren. Mits we het boek wel lezen tegen de achtergrond van de Bijbel, waarin Gods belofte staat van de wederoprichting van alle dingen."
Ook Werkman vindt dat de confrontatie met moderne literatuur, zoals door Slings sr. beschreven in zijn boek, de gereformeerde lezer in een spanningsveld brengt. Maar net als Slings vindt hij dat die confrontatie wel de moeite waard is en dus dienst te gebeuren. Zover mag de wereldmijding niet gaan.
'Nog veel te veel wordt in gereformeerde kring geargumenteerd vanuit een fatsoensbegrip: wij doen zoiets niet, wij zijn gereformeerd, dat is in strijd met onze uitgangspunten. Het zal wel waar zijn, maar het moet elke keer opnieuw duidelijk gemaakt worden met échte argumenten, ontleend aan de Bijbel. Wie bij Maarten 't Hart leest dat hij God vervloekt, omdat God keelkanker in een geliefd lichaam zaait, moet niet zeggen: die 't Hart vloekt, en dat doen wij niet, dat boek moet uit de huiskamer verdwijnen, laat hij maar eens antithetisch gaan lezen. Dat wil zeggen: laat hij uit de Bijbel maar eens duidelijk maken hoe God dan wel reageert op het lijden.'
Deze opvattingen beperken zich duidelijk tot de reformatorische en vrijgemaakt gereformeerde scholen. Hubert Slings:'In de algemeen protestants-christelijke scholen, doorgaans aangeduid als 'christelijke' scholen, is de identiteitscrisis nauwelijks minder hevig dan in zich soms nog steeds katholiek noemende scholen. Zij wijken niet wezenlijk af in hun normering in wat er wel of niet te lezen valt.'
De crisis raakt rechtstreeks het christelijk geloof, men doet er niet veel meer aan, men heeft alle vertrouwen in de reddende God verloren, heeft het geloof van zich laten afglijden als een versleten kleed. Veel christelijke leraren Nederlands zien dan ook een levensbeschouwelijke begeleiding van het lezen van 'moderne literatuur' niet zitten. Hans Werkman:'Op gereformeerde scholen, waar iedere leerkracht daadwerkelijk gehouden wordt aan zijn geloofsbelijdenis, zal het beter zijn. Dan kan begeleide confrontatie met de moderne literatuur gunstig werken.'
Tot zover het artikel van dr.W.A.M. de Moor. Het is het eerste (grootste) deel. Het vervolg is een gesprek tussen twee docenten uit het reformatorisch onderwijs en Herman Pley met dr. De Moor. Tenslotte nog een aantal gedachten over de oudere letterkunde van Hubert Slings. Het volledige artikel staat op DBNL: Zie Temidden van een boos en overspelig geslacht.
Een introductie tot 'begeleide confrontatie' van leerlingen met literatuur. Tsip/Letteren, jaargang 8, 1998.
Kees Combat (pseudoniem van dr. W.A.M. de Moor), Temidden van een boos en overspelig geslacht, uit TSJIP/LETTEREN, tijdschrift voor literaire, culturele en kunstzinnige vorming, jrg. 8, nr. 1, april 1998. (Wam de Moor was universitair hoofddocent bij de vakgroep Algemene Kunstwetenschappen van de Katholieke Universiteit Nijmegen)
CITAAT in BIJEEN met MAN en MUIS
Soms kom ik een bevestiging van mijn boek tegen, die mij raakt. Wat kan het lezen van moderne literatuur teweeg brengen? Als buitenstaander kan ik daar van alles van vinden en zeggen. Maar wat vinden sommige lezers zelf?
Hans Werkman citeert een predikant in zijn boek BIJEEN MET MAN EN MUIS. Hier volgt dat citaat:
"Wolkers sprak ons van een wereld waarin er geen begrenzing was aan seksuele beleving en lust. Een wereld waarin een mens - losgebroken uit een benepen sfeer - zichzelf ten volle en naar hartelust kon realiseren.
Intussen zijn we oud(er) geworden, hebben veelal een x-aantal huwelijken of relaties achter de rug. We hebben ons in meerdere of mindere mate buiten de benepen wereld van onze ouders gewaagd en ontdekt wat er te vinden was, en nu roepen we wanhopig om echte trouw, het geborgen gezin, ware liefde en respect in plaats van platte seksualiteit.
Ik reken het mezelf tot schuld dat we ons door Jan Wolkers en anderen een 'onbenepen' wereld hebben laten verkopen, die uiteindelijk een dramatische kat in de zak bleek. Hadden we maar bijtijds ingezien dat waar het christelijk geloof voor staat geen benepenheid is maar ruimte en vrijheid en vreugde."
Citaat door HANS WERKMAN in BIJEEN met MAN en MUIS, Amstelveen 2009, blz.207
Wat moet ik hieraan toevoegen?
HOE DENK IK NA 50 JAAR OVER 'EEN BOOS EN OVERSPELIG GESLACHT'?
Geregeld bereikt me de vraag hoe ik nu denk over mijn boek 'Een boos en overspelig geslacht'? Kort geleden nog op Twitter. Graag leg ik rekenschap af van mijn standpunt bijna 50 jaar na het schrijven. Wat is de wereld sindsdien veranderd, ook de gereformeerde wereld waarvan ik deel uitmaak. Probeer dat eens in te denken?
Een boeiende vraag bereikte mij van een jonge docent Nederlands die in de examenklas VWO bezig was met de verhouding tussen literatuur en cultuur. Er werd ook ingezoomd op het onderwerp literatuur en religie. Daarbij lazen leerlingen een stukje uit Een boos en overspelig geslacht. Dat gaf aanleiding tot boeiende discussies. Een en ander leidde ertoe dat ze er samen steeds meer nieuwsgierig naar werden hoe ik tegenwoordig, bijna 50 jaar na het verschijnen van het boek, over deze zaken dacht.
Hier volgt wat ik ongeveer geantwoord heb.
"Je vraagt hoe ik nu na meer dan 40 jaar denk over wat ik in 'Een boos en overspelig geslacht' aan de orde heb gesteld. Allereerst moet ik dan benadrukken dat het niet gaat om een wetenschappelijk betoog over de verhouding tussen literatuur en gereformeerde bijbeluitleg. Het boek is bedoeld als een handreiking voor gereformeerde ouders die aan de hand van de Heilige Schrift een antwoord zoeken op de problemen die de moderne literatuur kan oproepen. Het probleem voor ouders van 50 jaar geleden was vaak dat ze hun kinderen wel wilden voorlichten, maar niet over de kennis en de mogelijkheden beschikten. Ik heb daarbij gebruik gemaakt van de zogenaamde begeleide confrontatie. Zie daarover het bijgevoegde artikel van dr.W.A.M. de Moor.
Als je mij vraagt: denk je er nog zo over als 50 jaar geleden, dan is mijn antwoord bevestigend. Ik zou dit boek nu wel heel anders schrijven, maar de essentie blijft gelijk. Als ik 2 Kor.6:14-18, Efeze 4:17-24, 2 Tim 3:1-5 lees, dan kan ik er niet anders over denken. Die Schriftgedeelten zijn al die jaren voor mij leidend gebleven. Ik citeer alleen 2 Kor.6:14-18. Als je dit gedeelte niet overtuigend zou vinden, misschien dan de andere gedeeltes?
2 Korintiërs 6:14-18
14 Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen. Want wat is de verwantschap tussen gerechtigheid en wetteloosheid? Wat heeft licht met duisternis te maken? 15 Wat lijken Christus en Belial op elkaar? Wat hebben een gelovige en ongelovige gemeen? 16 Wat heeft de tempel van God met afgoden te maken? Wijzelf zijn de tempel van de levende God, zoals God heeft gezegd: 'Ik zal bij hen wonen en in hun midden verkeren, Ik zal hun God zijn en zij mijn volk. 17 Daarom zegt de Heer: Ga weg bij de ongelovigen, zonder je van hen af en raak niets aan dat onrein is. Dan zal Ik jullie aannemen 18 en jullie Vader zijn, en jullie mijn zonen en dochters - zegt de almachtige Heer.
Dat geldt natuurlijk niet voor alle moderne literatuur en alle werken van de genoemde auteurs. Belangrijk is steeds te beseffen wat ik al hierboven schreef: We hebben op school niet te maken met volwassen lezers, maar met jongeren die nog volop in ontwikkeling zijn. Daar ben je als opvoeder verantwoordelijk voor. Welke gevolgen het vrij geven kan hebben, bewijst het bijgevoegde stukje uit een boek van Hans Werkman. Als je dat leest, schrik je. Wat kan literatuur veel kapot maken.
Het lastige van de vraag is, dat het moeilijk is te beseffen hoe 50 jaar geleden werd gedacht, een halve eeuw! De genoemde Schriftgedeelten zijn voor mij leidend, niet alleen voor het lezen van boeken trouwens. In hoeverre is de verleiding nog iets waar je als christen vandaag mee rekent, of is dat iets van de zondag hoogstens, of theorie en niet levende werkelijkheid? In hoeverre blijf je uit de buurt van de zonde of denk je, het zal me niet gebeuren, ik ben wel immuun voor de verleiding? Wat betekent vreemdelingschap vandaag voor de jongelui? En onthouding van wat God verdriet doet? Heb je daar zelf ook verdriet van? Doet het je überhaupt iets? Zo kan ik nog wel even doorgaan met vragen.
Lees eens vraag en antwoord 127 HC: wij zijn van onszelf zo zwak dat wij zelfs geen ogenblik kunnen standhouden, en bovendien houden onze doodsvijanden - de duivel, de wereld en ons eigen vlees - niet op ons aan te vechten.
Daarom bidden wij U: wil ons toch staande houden en sterken door de kracht van uw Heilige Geest, zodat wij in deze geestelijke strijd niet het onderspit delven, maar altijd krachtig tegenstand bieden, totdat wij uiteindelijk de volkomen overwinning behalen.